De Puch deel 1 (van 3)


Made in RapidWeaver

Het garantiebewijs van mijn Puch. 

De Puch deel 2 (van 3)


aan de redactie van PUCH Story De Volkskrant

postbus 1002 1000 BA AMSTERDAM

Leeuwarden 2/2/1994


Gekocht op 4 januari 1965 bij L. van der Meulen, Dorpsstraat 37 in Renkum.


Meer dan een half jaar garantie durfde meneer Puch kennelijk niet aan...



Geachte redactie,

 Bijgaand een Puch verhaal uit het Arnhem van de begin jaren 60.

Ik hoop dat U het waardeert. Zelf ben ik een weemoedige fan gebleven van deze ongelooflijke mooie blikken imago-bouwer met zijn frame van koekdeeg.

Ach was ik maar weer zeventien: meiden, Beatles en de Puch...

met vriendelijke groeten

Peter Kraft


****

De Puch deel 3 (van 3)

———————————————

Zomer 1966 - Met de Puch naar Frankrijk


Met Marijn naar Ameland. Diederik op de Puch



Heen

Zomer 1966. Ik ben 18 jaar en vorig jaar december heb heb ik dan voor mijn verjaardag eindelijk de de door mijn Pa een jaar daarvoor beloofde Puch gekregen. Zwart met een rode tank en rode kastjes. Het is zomer en mijn ouders gaan met mijn broertje Ernst en zus Christien met de witte Peugeot 404 (met van die mooie kleine vleugeltjes boven de achterlichten) op vakantie naar Frankrijk. Het doel is Petichet aan het meer van Laffrey, een kilometer of 30 onder Grenoble. 

En ik mag die reis op mijn Puchje maken, Wat een reis en wat een spanning!. 


Mijn vriendin Joleen mag ook mee. Met de Peugeot dan, want die 1000 km vanuit mijn woonplaats Arnhem achterop de Puch lijkt ons alleen al om bagagerek-technische redenen niet zo verstandig. Ik verlaat Arnhem een dag of drie eerder dan de vol beladen Peugeot. Mijn eerste overnachting is op de Camping Municipale in Metz. Jonge jongetjes om mij heen die de rechthoekige ’mistlamp met geel licht’ die ik op de kikkerbek had gemonteerd bewonderend aanraken. Ook krijg ik natuurlijk commentaar op het prachtige ‘lelijke eend’ achterlicht dat ik op het afgezaagde achterspatbord had gezet. Verder oogst ik natuurlijk bewondering met mijn tankrekje en - wat eigenlijk heel bijzonder was - ik heb op de Puch zogenaamde valbeugels. Dat vond ik geweldig stoer en omdat ze nogal duur waren geweest had ik mijn vader ervan kunnen overtuigen dat dat voor mijn veiligheid van bijzonder groot belang waren. Welk een vooruitziende blik ik daarbij had gehad kon ik toen nog niet weten. En dan, niet in de laatste plaats de trotse tekst -Q’65 - die ik op het gele plaatje had gekliederd. Want ik was een overtuigd Q’65 fan nadat ik de groep een keer in de Sneekweek had zien optreden, waarbij ik zelfs backstage had gemogen! Dat ik mijn terugreis nog te danken zou hebben aan deze drie heilige symbolen kon ik natuurlijk op dat moment ook niet weten.


De volgende overnachting is Vallorbe, net in Zwitserland met natuurlijk hetzelfde bewonderende tafereel: “Hoe hard kannie?” En meer van dat soort bewonderende vragen. Meer dan een doorgeslagen uitlaat-potje had ik trouwens niet, zodat het bij 50 wel ophield, maar dat kon toch niemand controleren zodat ik het maar op ruim 60 hield. 


De volgende dag gaat het verder Zuidwaarts. Even voor Annecy een koffie-stop met een trotse foto van mijn Puch tegen een boom.


Niet veel later zet ik de Plof rond half één langs de weg wederom tegen een boom en zit met de rug tegen het frame een boterham te eten. Tot mijn onuitsprekelijke verbazing komt daar in de verte een witte Peugeot 404 aan (dat kwam overigens wel vaker voor, daar in Frankrijk). Terwijl hij voorbij rijdt zie ik mijn moeder op de voorbank met haar hoofd tegen de deurspijl slapend en mijn vriendinnetje Joleen achterin gepropt tussen mijn broer en mijn zus. Als ik ze herken spring ik op en begin te gillen en te zwaaien. Maar in een zucht zijn ze voorbij zonder mij gezien te hebben. Van een mobiele telefoon hebben we op dat moment uiteraard nog geen benul. Boterham richting vogeltjes en als een gek - tegen beter weten in - achter de Peu aan. Nou kun je veel van een Puch zeggen, maar zelfs met een doorgeslagen potje verliest ie toch echt een race tegen een Peugeot 404. Maar ach, vol gas is vol gas en meer dan vol gas had er de hele reis ook niet in gezeten.


De weg voert een uurtje later ter hoogte van Aix Les Bains langs een of ander meertje met een moeilijke Franse naam en potver, daar staat de Peu met open kofferbak en daarnaast - op de kampeerstoeltjes - de hele familie plus vriendin te picknicken!. Wel verdraaid! Wat een verrassing voor allemaal! Mijn moeder knuffelt me alsof ze me al doodgewaand had, om over mijn vriendin maar te zwijgen. En mijn vader komt niet verder dan een almaar “Sjonge, kerel toch!“ en lijkt een traan weg te pinken. Maar ja. Dan moeten we allemaal toch weer verder. Terwijl de Peu in de verte verdwijnt zwaai ik vanaf de Puch nog een paar keer hevig. Voor de eerste keer deze reis voel ik me een beetje alleen. 


De volgende dag laat ik Grenoble achter me, richting Vizille met eindbestemming Petichet. Juist dat laatste stuk gaat stevig omhoog. Langs de weg staat een bordje: 15%. Dat bordje had er beter niet kunnen staan want ondanks de wereldberoemde geforceerde koeling vindt mijn Puchje dit echt een brug teveel. Hij kàn niet meer. Hij trekt dit met zijn twee versnellinkjes echt niet meer. En daar sta ik dan. Wat nu. Daar komt een motorrijder aan. Hij stopt en vraagt wat er aan de hand is. Mijn HBS Frans is genoeg om zijn medelijden op te wekken en hij gebaart mij zijn schouder te pakken en hij trekt me met Puch en al die paar kilometer 15 procent op. De pijnlijke schouder heb ik er dolgraag voor over. En dan, ja dan is het feest. Ik mag de berg weer af. Daar heeft de Puch geen enkel bezwaar meer tegen. Warm neem ik bovenaan afscheid van mijn redder in de nood. Als hij in de verte verdwijnt en ik nog een keer zwaai, voel ik mij absoluut niet alleen. Daar gaat een vriend!

En kort daarna arriveer ik bij mijn ouders, mijn broer en zus en mijn Joleen in Petichet. Het weerzien is nu wat minder verrassend omdat nu niemand meer verwacht had dat ik het niet zou halen.


Terug

Na een week of twee vakantie is het dan tijd om terug te gaan. 

Tentje, tandenborstel, schone onderbroek en proviand op het rekje en daar gaat ie weer. De afstand tot Grenoble is te overzien en omdat het motorblokje lang niet zo heet is als na 200 km heenweg en en omdat die vreselijke 14% van de andere kant veel minder steil is zodat ik die vreselijke 14% naar beneden remmend op de motor en wat geknijp in de voorrem op mijn gemakje kan doen ziet het leven er zonnig uit. 


Dat bleek een misrekening. Ik ben nauwelijks beneden of ik ontdek (net bijtijds!) dat een van de voorspatbord-steunen het begeeft. Ik kan op tijd stoppen en na enig nadenken “wat te doen? Ik moet nog 980 kilometer naar Arnhem!” besluit ik met wat touwtjes enzo het spatbord vast te maken in het rotsvaste vertrouwen dat ik daarmee wel thuis zal komen. De waarheid blijkt helaas weerbarstiger. Ik ben net Grenoble binnen of mijn touwtjes enzo laten het afweten en nu ben ik ik helaas niet op tijd. Het spatbord zakt over het voorwiel met gevolg dat ik met Puch en al over de kop sla. Lang daarna zou ik mijn vader wijzen op zijn wijsheid mijn valbeugels betaald te hebben, al moet ik zeggen dat de piloten-helm die ik mijn moeder beloofd had te dragen ook zijn werk had gedaan. Maar hoe dan ook: daar sta ik dan met de helm in mijn hand te kijken naar mijn Puch met een ietwat verwrongen voorwiel. Nu blijk ik echter dan ook weer eens een - wat zo toepasselijk heet - geluk bij een ongeluk te hebben. Mijn oog valt op een bedrijfje even verder, dat in het Frans vermeldt dat ze daar motorfietsen verkopen en ook repareren. Ik sleep mijn Puch hiernaar toe en ik vraag of ze me kunnen helpen mijn bromfiets (velomoteur) te repareren. Maar helaas het is geen bromfiets-reparateur, maar een motoren (moto) zaak. Dus helaas. Maar dan ziet hij mijn gele plaatje met daarop de door mij persoonlijk gekliederde tekst Q’65. Hij wijst op dat plaatje en vraagt of dat mijn kenteken is. In een split second reageer ik: “ oui oui” roep ik. Maar dan ben je geen velomoteur, maar een moto zegt hij. En daarmee is hij bereid mijn wiel en mijn spatbord te repareren. Er is een bezwaar: hij moet eerst lunchen. En in Frankrijk kan dat zomaar een paar uur duren. Maar dat kan mij al lang niet meer schelen. Ik ben dolblij dat ik waarschijnlijk straks verder kan!


Als ik buiten - in een licht miezerige regen - wat sta te hangen in afwachting van wat er komen gaat, komt er een wat oudere man naar me toe die met zeer buitenlands accent Frans spreekt en vraagt of hij wat voor me kan doen. Ik vertel wat ik daar sta te wachten. Hij nodigt me uit om binnen te komen. Hij blijkt een Russische vluchteling die blij is dat hij überhaupt een dak boven zijn hoofd heeft en duidelijk behoefte heeft aan wat gezelschap. Hij nodigt me aan tafel en zet stralend een pot warme spaghetti op tafel. Niks saus of ketsjup, sla of wat dan ook. Gewoon, een pan spaghetti. Hij had niet meer, maar wàt ie had wilde hij wel met me delen. Nu ben ik bijna 70 en ik kan me niet heugen dat ik ooit zo lekker gegeten heb als toen. Een ontmoeting die je nooit meer vergeet. Hij moet al lang zijn overleden. Als hij in de hemel op mij neerkijkt zal hij weten dat ik hem nooit vergeten ben. Net als die motorrijder van de heenreis.


Ik kan aan het eind van die dag mijn gerepareerde Puch ophalen, en verdraaid, ik blijk de rekening ook nog te kunnen betalen uit mijn contanten. Ik slaap op de gemeente-camping van Grenoble. De reis naar huis verloopt verder zonder bijzonderheden afgezien van de jonge jongens die mij op elke camping vragen hoe hard ie kan en naar mijn mistlamp op de kikkerbek wijzen en mij 2CV achterlicht bewonderen.


Thuis

En eenmaal thuis? Een week na mijn thuiskomst loopt het blokje vast. Alsof mijn Puchje mij dat voor onderweg had willen besparen. Droog gelopen zuiger of zoiets. Want verstand van het motortje heb ik nooit gehad, Wat ben ik van dat beest gaan houden. Wat een bromfiets!


En weet je wat nou het mooie van dit verhaal is? Dat ik eindelijk - na dik 50 - jaar die motorrijder op de heenreis en die Russische vluchteling op de terugreis op waardige wijze kan bedanken. 

Merci beaucoup, guys!


Peter Kraft

Leeuwarden